In de praktijk komt het voor dat de afnemer van een eenmalige dienst de vergoeding voor die dienst in termijnen moet betalen. Het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat btw in dat geval in principe is verschuldigd op het moment van de dienst.
Het Hof doet deze uitspraak naar aanleiding van de volgende casus. Een Duitse vennootschap heeft aan een GmbH bemiddelingsdiensten verleend in verband met de verkoop van een perceel aan een derde. Daarvoor brengt zij € 1 miljoen in rekening aan de GmbH. De GmbH moet dit bedrag betalen in jaarlijkse termijnen van € 200.000. Vervolgens draagt de Duitse vennootschap de btw af over de termijnbedragen in de jaren waarin zij de betalingen ontvangt. Maar de Duitse belastingdienst stelt dat Duitse vennootschap de btw geheel moest voldoen in 2012. In dat jaar zijn immers de diensten verricht. Het is aan het Hof om hierover uitsluitsel geven. De btw-richtlijn hanteert als hoofdregel dat een btw-ondernemer de btw is verschuldigd op het moment waarop hij de btw-belaste prestatie verricht. Een uitzondering geldt onder meer als goederenleveringen of diensten aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen. In die situatie worden deze prestaties geacht te zijn verricht bij het verstrijken van de periode waarop deze afrekeningen of betalingen zien. Deze regeling geldt niet voor leveringen van goederen die de ondernemer gedurende een bepaalde periode in huur geeft of op afbetaling verkoopt. Maar het Hof oordeelt echter dat een eenmalige verrichting van een dienst die de afnemer in termijnen vergoedt, evenmin onder de uitzondering valt. Vervolgens behandelt het Hof de situatie waarin de partijen een betaling in termijnen overeenkomen. Als een betaling van een deel van de vergoeding uitblijft op de vervaldag, telt dit niet als een niet-betaling van de prijs die de heffingsmaatstaf vermindert.
Bron: EU Hof van Justitie 28-10-2021