Iemand die de rente wil aftrekken over een hypotheek die is verstrekt door zijn ouders of door andere niet-administratieplichtigen, moet de Belastingdienst tijdig voorzien van de gegevens over deze schuld. Dit is een harde eis, zo bevestigt de Hoge Raad.
Een vrouw financiert de aankoop van haar ‘eigen woning’ mede met een lening bij haar vader. Hierover moet zij jaarlijks rente betalen. In haar aangifte IB/PVV 2016 laat de vrouw na deze lening te vermelden als eigenwoningschuld. Zij trekt evenmin de rente af. Op 17 mei 2017 legt de Belastingdienst de aanslag conform de aangifte op. De vrouw verzoekt de inspecteur op 12 april 2018 ambtshalve alsnog voor 2016 € 2.740 aan ‘rente eigenwoningschuld’ in verband met de lening bij haar vader in aftrek toe te staan. Bij dit verzoek verstrekt zij de gegevens met betrekking tot de schuld aan haar niet-administratieplichtige vader. De fiscus wijst het verzoek van de vrouw af. Hof Arnhem-Leeuwarden meent dat de weigering van de Belastingdienst terecht is. De wet noemt de verplichting om gegevens van hypotheken van niet-administratieplichtigen te verstrekken aan de fiscus. Het tijdig, dat wil zeggen bij de aangifte, voldoen aan die verplichting is een voorwaarde om de uit de lening voortvloeiende schuld te bestempelen als eigenwoningschuld. De vrouw heeft niet voldaan aan die verplichting. Maar op grond van beleid van de Belastingdienst is dit verzuim te herstellen tot het moment waarop de aanslag onherroepelijk wordt. De vrouw heeft echter de vereiste gegevens geruime tijd na het verstrijken van de wettelijke bezwaartermijn ingediend. Daardoor kan zij geen beroep doen op dit beleid. De op de lening betaalde rente is daarom in 2016 niet aftrekbaar, aldus het hof. De Hoge Raad bevestigt de visie van het hof. Sinds 2016 bepaalt de wet dat het in de aangifte vermelden van de gegevens van hypotheken van niet-administratieplichtigen een eis is om de desbetreffende lening tot de eigenwoningschuld te rekenen. Omdat de vrouw die gegevens niet in de aangifte IB/PVV 2016 heeft vermeld, is de lening die haar vader heeft verstrekt, in 2016 niet tot de eigenwoningschuld te rekenen. De vrouw stelt nog dat de fout in de aangifte het daaraan verbonden gevolg niet rechtvaardigt. Volgens de Hoge Raad werpt deze klacht de vraag op of de toepassing van de informatieplicht in alle gevallen de toets aan het evenredigheidsbeginsel kan doorstaan. Maar deze bepaling geeft uitdrukking aan een welbewuste afweging van de wetgever. Die afweging in een individueel geval terzijde stellen, gaat verder dan de rechtsvormende taak van de rechter. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de vrouw daarom ongegrond.
Bron: Hoge Raad 19-11-2021