Vanwege het gebrek aan leningsvoorwaarden loopt een dga die via zijn rekening-courant geld leent aan zijn bv het risico dat de fiscus de lening onzakelijk vindt. Nu kan de dga het rekening-courantkrediet omzetten in een lening. Maar dat is niet overtuigend als de naam van de bv in de leningsovereenkomst onjuist is vermeld.
Een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden betreft een man die als enig bestuurder van een stichting over het vermogen van deze stichting kan beschikken alsof het zijn eigen vermogen is. Deze stichting houdt eerst 70% en later 90% van de aandelen in een bv. De partner van de man verwerft naderhand de overige 10% van de aandelen. Tegen die tijd ontvangt de man certificaten in de bv. Eind 2011 heeft de bv een schuld in rekening-courant (r-c) aan de bestuurder van meer dan € 75.000. De man beweert dat hij toen een schriftelijke leningsovereenkomst heeft opgesteld om de r-c-schuld in een lening om te zetten. Daarbij is een verplichting tot aflossing en zekerheidstelling opgenomen. Wanneer de bv verliezen blijft lijden en haar schuld toeneemt, geeft de man in zijn aangifte IB/PVV over 2013 een afwaarderingsverlies van zijn vordering op van € 55.000. Maar de fiscus denkt dat de man een onzakelijke lening aan de bv heeft verstrekt. Daarom weigert de inspecteur de aftrek van het afwaarderingsverlies. Ook corrigeert hij de terbeschikkingstellingsvrijstelling. De man start daarop een beroepsprocedure. Net zoals de fiscus hecht het hof weinig waarde aan de inhoud van de leningsovereenkomst. Deze overeenkomst gebruikt namelijk een naam van de bv die zij pas enkele jaren later is gaan gebruiken. Verder rekenen verschillende (concept-)jaarrekeningen de schuld van de bv tot de kortlopende schulden. Zelfs na het oplopen van de schuld maken deze stukken geen vermelding van een (gedeeltelijke) omzetting van de r-c in een lening. Daarom hanteert het hof als uitgangspunt dat de man geld aan zijn bv heeft geleend als r-c-krediet. In dat geval is geen sprake van aflossingsvoorwaarden of zekerheidstelling. Daarnaast stelt het hof vast de man niet heeft gehandeld als een onafhankelijke derde, maar vanuit aandeelhoudersmotieven. Als bestuurder van de stichting heeft hij namelijk indirect zeggenschap in de bv. Bovendien houdt hij certificaten in de bv. Al met al heeft de man een debiteurenrisico gelopen dat niet valt te compenseren met een winstonafhankelijke rente. De lening is dus onzakelijk, zodat afwaardering niet is toegestaan.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 22-02-2022 (gepubl. 04-03-2022)