De aftrek van de hypotheekrente wordt getroffen door de zogeheten tariefsaanpassing maar het eigenwoningforfait niet. Dat is in de ogen van Rechtbank Den Haag geen (verboden) schending van het gelijkheidsbeginsel.
Als een belastingplichtige in zijn aangifte IB/PVV grondslagverminderende posten (gvp’s) opvoert, vindt een verhoging plaats van belastbare inkomen uit werk en woning. Voor het jaar 2022 bedraagt deze verhoging in principe 9,5% x (belastbare box 1-inkomen zonder aftrek van de gvp’s -/- € 69.398). De verhoging is echter maximaal 9,5% van de gvp’s. Deze maatregel heeft als effect dat de gvp’s effectief aftrekbaar zijn tegen een tarief van maximaal 40% in plaats van 49,5%. Daarom noemt men deze maatregel ook wel de tariefsaanpassing. De aftrekbare kosten eigen woning – in de praktijk komt dat vaak neer op de hypotheekrenteaftrek – behoren ook tot de gvp’s. De tariefsaanpassing heeft echter geen gevolgen voor het eigenwoningforfait (EWF). Een eigenaar van een eigen woning is het daarmee oneens. Hoewel de aanslagen IB/PVV over de jaren 2014 tot en met 2019 conform zijn aangiftes en de wettelijke bepalingen zijn opgelegd, start hij een beroepsprocedure. De rechtbank stelt ten eerste dat de belastingrechter in beginsel de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet niet mag toetsen. Toetsen aan het Europeesrechtelijke gelijkheidsbeginsel kan wel. Maar de rechtbank constateert dat in deze zaak geen sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen of van een gelijke behandeling van ongelijke gevallen. Het tariefverschil tussen het eigenwoningforfait en de hypotheekrente na het toepassen van de tariefsaanpassing zit hem in het feit dat het hier om twee afzonderlijke regelingen gaat. Daarnaast kan een onderscheid in gelijke gevallen zijn toegestaan als dat een legitiem belang dient. De wetgever heeft het eigenwoningforfait buiten de tariefsaanpassing gelaten om zo het aflossen van resterende eigenwoningschulden te stimuleren. Dat is een legitiem belang. De tariefsaanpassing is dus geen verboden vorm van discriminatie.
Bron: Rb. Den Haag 25-01-2022 (gepubl. 23-03-2022)