Rechtbank Rotterdam ziet het plegen van fiscale fraude door een belastingadviseur als een ernstige zaak. Als de fraudeur daarnaast vaak van verblijfplaats wisselt, wijst dat op vluchtgevaar en kan de rechter besluiten het bevel tot gevangenneming te geven.
Deze zaak betreft een man die een belastingadviespraktijk uitoefent. Het Openbaar Ministerie (OM) legt deze fiscalist belastingfraude ten laste. Het OM stelt dat de man steeds leiding heeft gegeven aan het indienen van onjuiste aangiftes omzetbelasting. Ook heeft hij volgens het OM nagelaten om suppletieaangiften in te dienen. Hoewel voor het verrichten van de strafbare feiten in zes tijdvakken onvoldoende bewijs is, verklaart de rechtbank de fiscalist schuldig. Er is namelijk voldoende bewijs dat de man in acht kwartalen wel de fout is ingegaan.
De voormalige accountant van de man getuigt bijvoorbeeld dat zijn cliënt hogere voorschotten heeft ontvangen dan hij heeft opgegeven in zijn aangiftes. De accountant heeft zelfs zijn samenwerking met de fiscalist opgezegd vanwege een discussie over de uitstaande btw-schuld. Daarbij heeft de accountant de man nog gewezen op zijn plicht suppleties in te dienen. Daarnaast verklaart de fiscaal adviseur van de man dat zij hem had diverse malen heeft verzocht zijn gestelde betaling van de btw-schuld te onderbouwen. De man heeft echter dit advies eveneens naast zich neergelegd.
De rechtbank weegt bij het vaststellen van de straf mee dat de man een belastingadviespraktik drijft. Men mag immers van een belastingadviseur en verwachten dat hij zich niet schuldig maakt aan belastingfraude, aldus de rechtbank. Vervolgens veroordeelt de rechter de man tot een gevangenisstraf van vijftien maanden gevangenisstraf, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ten slotte beveelt de rechtbank de gevangenneming van de man. De fiscalist heeft zich namelijk diverse malen niet gemeld. Ook is hij twee keer niet verschenen op de terechtzitting. Daarnaast wisselt hij geregeld van verblijfplaats en land. De rechtbank oordeelt daarom dat sprake is van een ernstig vluchtgevaar.
Bron: Rechtbank Rotterdam, 3 augustus 2021 (gepubliceerd 5 augustus 2021)