Voert een belastingplichtige in zijn aangifte een aftrekpost op, dan heeft hij daarvoor de stel- en bewijsplicht. Komt hij dit pas in (hoger) beroep met de vereiste bewijsstukken, dan heeft hij geen recht op een proceskostenvergoeding ook al wordt hij in het gelijk gesteld. Het was immers aan hem zelf te wijten dat het tot een beroepsprocedure kwam.
Een man voert in zijn aangifte 2015 een aantal specifieke zorgkosten op. In eerste instantie gaat de inspecteur niet akkoord. Na bezwaar gemaakt te hebben accepteert de inspecteur alsnog een aftrek voor een aantal specifieke zorgkosten. De aftrek voor dieetkosten voor de man en voor de zoon weigert de inspecteur toe te kennen. In beroep bij de rechtbank heeft de man een verwijsbrief en een dieetverklaring overlegd. Door die stukken heeft de rechtbank de aftrek van de eigen dieetkosten toegestaan, niet de aftrek van dieetkosten voor de zoon. Ook heeft de man voor het voeren van het beroep bij de rechtbank een proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht teruggekregen.
In hoger beroep bij Hof Amsterdam is uitsluitend nog de aftrek voor de dieetkosten van de zoon in geschil. Daar overlegt de man een nieuwe dieetverklaring van 13 september 2018. Hierop staat dat de zoon zich al vanaf zijn geboorte moet houden aan een koemelkeiwitvrij dieet. Eerder had de man ook al een dieetverklaring overlegd voor de zoon, maar daarop stond geen begindatum.
Het hof verleent de gevraagde aftrek van de dieetkosten voor de zoon na ontvangst van de dieetverklaring van 13 september 2018. De man krijgt echter niet de gevraagde proceskostenvergoeding. De reden is dat de man voor het bestaan van aftrekbare kosten de bewijslast heeft. Volgens het hof had de man de bij het hof overgelegde dieetverklaring van 13 september 2018 ook best al in een eerdere fase kunnen overleggen. Daarom oordeelt het hof dat als de noodzaak tot het instellen van hoger beroep uitsluitend komt door de handelwijze van de man, hij dan geen recht heeft op een proceskostenvergoeding.
Bron: Hof Amsterdam 21-11-2019