Is een belanghebbende naar aanleiding van een nieuwe rechtsontwikkeling in beroep gegaan tegen belasting die hij zelf heeft afgedragen? Dan heeft hij volgens de Hoge Raad recht op een proceskostenvergoeding als zijn beroep gegrond is.
Een bv voldoet op aangifte BPM vanwege de registratie van drie gebruikte auto’s. Zij dient tegen elke voldoening afzonderlijk bezwaar in. De Belastingdienst doet in één geschrift uitspraak op deze bezwaarschriften. De bv is het daar niet mee eens en tekent beroep aan tegen deze uitspraken op zijn bezwaarschriften. In de beroepsprocedure voor de rechtbank heft de griffier driemaal griffierecht. Vervolgens verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond. De bv gaat daarna in hoger beroep. Daarbij stelt zij voor het eerst ter zitting dat men het historische BPM-tarief moet toepassen. Het hof volgt dit standpunt voor één auto en verklaart daarom het hoger beroep van de bv gegrond. Maar de bv is nog niet helemaal tevreden en gaat in cassatie.De Hoge Raad oordeelt eerst dat in de beroepsprocedure voor de rechtbank terecht driemaal griffierecht is geheven. Deze procedure heeft namelijk betrekking op besluiten die niet met elkaar samenhangen. De bv vindt het daarnaast onterecht dat zij in hoger beroep geen bezwaarkostenvergoeding heeft ontvangen. Maar de Hoge Raad gaat niet mee met haar standpunt. In deze zaak heeft de belastingplichtig een te hoog belastingbedrag op aangifte betaald. In zo’n situatie is niet te zeggen dat de door het hof gelaste vermindering van de verschuldigde BPM het gevolg is van een onrechtmatigheid die is te wijten aan de fiscus.Toch verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep van de bv gegrond. Het hof heeft namelijk ten onrechte nagelaten de bv een proceskostenvergoeding toe te kennen. In de regel moet immers bij een gegrond beroep een vergoeding van de proceskosten plaatsvinden. Een uitzondering geldt als de noodzaak tot het instellen van (hoger)beroep uitsluitend voortvloeit uit de handelwijze van de belanghebbende. Dat is hier niet zo. Vindt na de uitspraak op bezwaar een publicatie plaats van jurisprudentie met een nieuwe rechtsontwikkeling? En ziet de belanghebbende naar aanleiding van deze ontwikkeling alsnog gronden om in (hoger) beroep een (verdere) vermindering te bepleiten? Dan ontbreekt een reden om bij gegrondverklaring van het (hoger) beroep de proceskostenvergoeding achterwege te laten. De rechter mag aan de belanghebbende niet tegenwerpen dat hij bij de voldoening op aangifte of in de bezwaarfase niet zelf op de mogelijkheid van een nieuwe rechtsontwikkeling heeft geanticipeerd.
Bron: Hoge Raad 08-07-2022