In beginsel moet een bezwaar- en beroepsprocedure binnen twee jaar zijn afgerond. Duurt het langer, dan heeft de belastingplichtige recht op immateriële schadevergoeding. Wanneer echter de belastingplichtige de inspecteur verzoekt een bezwaar aan te houden, verlengt dat ook de termijn waarbinnen de bezwaar- en beroepsprocedure moet zijn afgerond.
Een gemachtigde maakt pro forma bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting 2016 voor een klant. De Belastingdienst ontvangt het bezwaarschrift op 22 maart 2018. Het geschil waarover het gaat, speelt ook bij de aanslagen 2014 en 2015. Daarover lopen inmiddels beroepsprocedures. Op 28 oktober 2019 bevestigt de inspecteur schriftelijk dat de gemachtigde het bezwaar tegen de aanslag 2016 wil aanhouden vanwege de lopende beroepsprocedures over 2014 en 2015. Op 14 januari 2021 doet het hof uitspraak in de zaak over de aanslag 2014. De rechtbank heeft op 8 juli 2022 uitspraak gedaan. Bij Hof Amsterdam is alleen nog in geschil of de klant van de gemachtigde recht heeft op vergoeding van immateriële schade (IMSV) vanwege de duur van de procedure.
Aanhouding bezwaar verlengt redelijke termijn Het hof ziet in de aanvullende motivering van het bezwaarschrift van 4 mei 2018 een verzoek van de gemachtigde tot aanhouding van het bezwaar totdat de beroepsprocedures over 2014 en 2015 zijn geëindigd. Dit verzoek is door de inspecteur schriftelijk bevestigd in zijn brief van 4 mei 2018. Vaststaat dat de periode is geëindigd op 2 maart 2021, de datum waarop de uitspraak van Hof Amsterdam in de beroepsprocedure over 2014 onherroepelijk is komen vast te staan. Het hof is van mening dat het verzoek van de gemachtigde om het bezwaarschrift aan te houden een bijzondere omstandigheid vormt. Deze omstandigheid rechtvaardigt een verlenging van de redelijke termijn. Daardoor is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn. De klant van de gemachtigde heeft geen recht op IMSV.
Bron: Hof Amsterdam 16-05-2023 (gepubl. 08-11-2023).