Wil een ingekomen werknemer dat de 30%-regeling langer geldt dan volgt uit de daarbij behorende beschikking van de fiscus? Dan moet hij tijdig in bezwaar gaan tegen die beschikking.
Een werkafspraakhouder verzoekt de Belastingdienst namens een ingekomen werknemer en een bedrijf om toepassing van de 30%-regeling. Dit verzoek ziet op de periode van 1 september 2018 tot en met 31 augustus 2019. De inspecteur willigt dit verzoek per beschikking in. Op 20 september 2019 ontvangt hij wederom een verzoek om een beschikking af te geven voor tewerkstelling bij een ander bedrijf. De Belastingdienst bestempelt dit verzoek als een verzoek om voortzetting van de 30%-regeling en wijst dat verzoek af. De ingekomen werknemer is het daar niet mee eens en gaat in beroep. De 30%-regeling kent in 2018 een maximale looptijd van acht jaar (vijf jaar in 2022), zo stelt de man. Hij meent de resterende looptijd van de 30%-regeling nog te mogen toepassen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant redeneert echter dat de looptijd van de 30%-regeling afhankelijk is van verschillende factoren. Daardoor kan de feitelijke looptijd korter zijn dan de maximale looptijd. In deze zaak is de beschikking 30%-regeling al verlopen op het moment dat de man heeft verzocht om een verlenging. Hij is dus niet (tijdig) in bezwaar gegaan tegen de beschikking van de inspecteur. De looptijd van de 30%-regeling is daarom niet in afwijking van de beschikking te verlengen.
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 juni 2022 (gepubliceerd 5 juli 2022)