Leestijd: 6 minuten
Het proces van consolidatie gaat ook aan de varkensslachterijen niet voorbij. Voorlopig is de varkensvleesketen weer in balans. De omvang van de primaire sector bepaalt of nog meer slachterijen de deuren sluiten.
Vanaf april telt Nederland vier bedrijven die op grootschalige wijze varkens slachten. Dit doen ze op zes locaties. Na het wegvallen van Gosschalk in Epe als varkensslachterij en zodra Pali stopt met varkens slachten, ziet deze sector er opeens heel overzichtelijk uit. Alleen de Autoriteit Consument & Markt (ACM) kan nog een streep zetten door de plannen van Pali en Compaxo. Er moet voldoende marktwerking blijven.
Directeur Menno van der Post van slachterij Compaxo in Zevenaar benadrukt dat zij de varkens gaan kopen die Pali nu nog zelf slacht. Het is dus geen loonslacht. Pali is al een belangrijke leverancier van varkens bij Compaxo, maar gaat daarin een nog grotere rol spelen. Pali zal vanaf april deelstukken van het varkenskarkas kopen bij Compaxo, die het nodig heeft voor eigen klanten. Maar dat is bij lange na niet het volume dat het bedrijf extra aanvoert in Zevenaar, betoogt Van der Post.
Bij slachterij Gosschalk in Epe slacht de huidige eigenaar familie Fuite geen varkens meer. Koop Fuite: “De varkensslachtlijn staat te koop. Varkens slachten sluit niet aan bij onze activiteiten. We slachten in Epe runderen en kalveren. Na een grondige renovatie willen we het aantal kalveren dat we slachten, uitbreiden.”
In Gorinchem zit nog wel latente slachtcapaciteit. Voor de verhuizing naar IJsselstein slachtte Westfort daar varkens. De slachterij in Gorinchem geldt als achtervang en wordt daarom nog onderhouden. De fabriek gaat echter niet zomaar draaien. Directeur supply chain Jaap de Wit jr. van Westfort: “De bottleneck is de keuringscapaciteit. Het aantal varkens dat je in Nederland kunt slachten, is beperkt door de beschikbaarheid van keuringsartsen.”
Anderzijds ligt het ook niet voor de hand dat er behoefte is aan meer slachtcapaciteit. De afgelopen tien jaar hadden varkensslachterijen niet te klagen over het aanbod. In deze periode kregen ze doorgaans meer dan 15 miljoen varkens aan de haak. In sommige jaren bijna 16 miljoen. Niettemin nam het aanbod voor de slachterijen in 2023 met 6% af en dook voor het eerst sinds jaren weer onder de 15 miljoen varkens. Dit komt doordat in vrijwel heel Europa, ook in Nederland, de varkensproductie de afgelopen jaren kromp .
Een lagere varkensproductie is het gevolg van strengere milieu- en dierenwelzijnswetgeving in een aantal EU-lidstaten. Ook een paar economisch slechte jaren voor de primaire sector en diergezondheidsproblemen, spelen een grote rol. In Spanje kampt de sector onder meer met PRRS. In Oost-Europa, Duitsland en Italië tobt men met Afrikaanse varkenspest.
De lagere varkensproductie is niet per se slecht. De zelfvoorzieningsgraad voor varkensvlees in de Europese Unie zat een jaar geleden op 120%, schrijft Rabobank in zijn Sectorverkenning varkenshouderij 2030. Een dusdanig hoge productie maakt de sector erg afhankelijk van export op de wereldmarkt, met geregeld prijsdruk tot gevolg. Een kleiner varkensaanbod is helemaal niet verkeerd, meent Menno van der Post van Compaxo: “Met een dergelijk groot aanbod in Europa als de afgelopen jaren is de varkensketen niet gebaat. Ook de primaire sector niet. Het is wel belangrijk dat de zelfvoorzieningsgraad in Europa boven de 100% blijft.”
Nederland telt begin 2024 735.000 productieve zeugen, volgens cijfers van fokkerijorganisatie Topigs Norsvin. Dat is 20.000 minder dan een jaar geleden. Algemeen is de verwachting dat de varkensproductie verder krimpt. De opkoopregelingen in het kader van het stikstofbeleid krijgen echter op zijn vroegst volgend jaar hun uitwerking. Getalsmatig hoeven varkensslachterijen vooralsnog niet te vrezen voor lege haken. Er gaan opgeteld ieder jaar nog bijna 7 miljoen biggen en slachtvarkens de grens over. Er is voorlopig dus meer dan genoeg productie om de slachterijen in Nederland aan de gang te houden.
Een snelle berekening leert dat Nederland zo’n 5,6 miljoen vleesvarkensplaatsen telt. Opgeteld zijn in 2022 16,5 miljoen varkens gemest (slachtingen plus export). Gedeeld door 2,95 ronden komt dat neer op 5,6 miljoen varkensplaatsen. Er zijn vleesvarkenshouders die met gemak drie rondjes per jaar draaien. De kopgroep legt zelfs elke 16 weken biggen op. Anderzijds zijn er ook vleesvarkenshouders die op 2,8 ronden per jaar zitten. De trend is onmiskenbaar stijgend. Volgens Agrovision-cijfers zat de groei van de vleesvarkens op 820 gram in 2017. In 2022 was dat 890 gram. Bijna 70 gram meer in vijf jaar tijd. Dat scheelt een week, ware het niet dat de varkens in dezelfde periode ook zo’n 3,5 kilo zwaarder aan de haak kwamen.
De signalen wijzen allemaal op een lagere varkensproductie komende jaren, zonder dat iemand kan zeggen waar het op uitkomt. Dit hoeft de Nederlandse slachterijen niet direct te raken, zoals uitgelegd. De eigenaren van de slachterijen klinken ook nog niet zenuwachtig als het gaat over een kleiner varkensaanbod. Jaap de Wit jr. van Westfort: “Het aanbod liep in 2023 al terug en die ontwikkeling zet door. Het wordt anders dan het was. Maar zorgen maak ik mij nog niet. Het is wat het is.”
Menno van der Post van Compaxo reageert op soortgelijke wijze: “De zorg van minder varkens is er altijd. De tijd zal het leren. We hebben in het verleden grote stormen meegemaakt en zijn er nog steeds.” Deze stemming is representatief voor alle bedrijven die varkens slachten, zegt Laurens Hoedemaker, voorzitter van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV). Natuurlijk volgt men de ontwikkelingen in de primaire sector, maar van onrust is geen sprake. Hoedemaker: “De leden zien het ook als een uitdaging.”
Dat de slachterijsector al een sterke consolidatie achter de rug heeft, blijkt uit het jaaroverzicht, uitgave 2009, van de toenmalige Productschappen Vee, Vlees en Eieren. Eind 2008 telde Nederland 19 varkensslachterijen die jaarlijks meer dan 25.000 varkens verwerkten. In 1990 zat dat aantal op 44. De meest noordelijk gelegen slachterij staat nu in Apeldoorn. In 2008 was dat in Meppel.
COV: ‘Overheid mag wel meer belangstelling tonen’
De Nederlandse varkensslachterijen zijn qua omvang en uitrusting in balans met de varkenshouderij en de afzetkant van het varkensvlees. Dat zegt Laurens Hoedemaker, voorzitter van de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV).
Laurens Hoedemaker (53) is voorzitter van de Centrale Organisatie voor de Vleessector. Hoedemaker reageert op het stoppen van Gosschalk in Epe en het voornemen van Pali om vanaf 1 april het varkens slachten aan Compaxo over te laten. Wel zijn er zorgen. Hoedemaker: “De varkensvleesketen verkeert in onzekere tijden. Het is van belang dat er een flinke varkenshouderij overblijft.”
Is daar twijfel over?
“Dat is erg koffiedik kijken. Het verandert snel. Eind 2022 wilden veel varkenshouders stoppen. Na een jaar met goede marges is de animo om te stoppen kleiner. Ook speelt de export van biggen en slachtvarkens een rol in het binnenlandse varkensaanbod. De varkensexport trekt weer even aan. Dit zijn allemaal factoren die de inkoopprijs voor de slachterijen bepalen. Maar ook aan de afzetzijde gaat het alle kanten op. China is daarin heel bepalend. In Nederland speelt het prijsbeleid van supermarkten een grote rol.”
Er zijn in 2023 sinds langere tijd weer minder dan 15 miljoen varkens geslacht. Is dat het begin van een dalende trend?
“Het is te vroeg om dat te stellen. We zullen het over een jaar zien. Het geeft wel aan hoe volatiel de markt is. De consolidatie onder varkensslachterijen is al twintig jaar aan de gang. Het is logisch dat dit doorzet. De ondernemers die varkens slachten reageren tamelijk nuchter op het gegeven dat de primaire sector mogelijk krimpt. Een groter zorgpunt is Afrikaanse varkenspest (AVP). Dit kan zomaar opduiken, bleek vorig jaar in Zweden. Net als Frankrijk zou Nederland afspraken moeten maken met China over doorlevering van varkensvlees uit AVP-vrije zones. Het is inderdaad niet zeker of China zich daaraan houdt in geval van nood. Niettemin heb je een betere beginpositie als het op onderhandelingen aankomt. De overheid zou best meer preventief mogen doen op gebied van AVP.”
Misschien heeft dat geen prioriteit bij de overheid. Ligt daarin een taak voor de varkensvleesketen om het draagvlak te vergroten?
“Ja, om die reden zijn we de campagne Nederland vleesland gestart. Daarmee willen we balans brengen in het politieke en maatschappelijke debat over de veehouderij- en vleessector. Ik denk dat het met het maatschappelijk draagvlak van de varkensvleesketen wel goed zit. Dat blijkt uit onderzoeken. Dit moet zich vertalen naar meer politiek draagvlak.
De overheid mag echter wel meer belangstelling tonen. Meer steun en trots vanuit de politiek hebben we hard nodig. We produceren in Nederland heel milieu- en diervriendelijk varkensvlees, maar de kostprijs is wel hoger dan elders in de wereld.
Daarbij is de focus in het veehouderijdebat te veel gericht op Nederland. Het vlees moet naar landen waar men bereid is meer te betalen. En ook naar China, want daar eten ze onderdelen van het varken die wij niet eten. Export is harstikke duurzaam. Het zou goed zijn als een nieuwe regering strategisch landbouwbeleid ontwikkelt, met voedselzekerheid als een van de punten. Dan wordt veel meer integraal naar de varkensvleesketen gekeken en niet zoals nu heel gericht op milieu en dierenwelzijn.”
Bron: boerderij.nl