Om de zelfstandigenaftrek te mogen toepassen moet aan het urencriterium worden voldaan. Niet alleen moeten voldoende uren (minimaal 1.225 uur) aan de onderneming worden besteed maar ook moet meer dan 50% van de tijd aan de onderneming worden besteed.
Een ondernemer drijft een eenmanszaak waarin hij reanimatiecursussen en-trainingen geeft aan diverse organisaties. De ondernemer heeft in 2019 1.398 uren aan de onderneming besteed. Daarnaast is de ondernemer in dienstbetrekking bij een ziekenhuis als cursusleider en reanimatie-coördinator. In 2019 heeft de ondernemer 1.544 uur in dienstbetrekking gewerkt. In de aangifte IB over 2019 heeft de ondernemer winst uit onderneming aangegeven en daarop de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling in mindering gebracht. De inspecteur heeft de zelfstandigenaftrek gecorrigeerd omdat de ondernemer niet aan de vereisten voor het urencriterium heeft voldaan.
Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant staat het grotendeelscriterium van het urencriterium ter discussie. Op grond van de wet wordt aan het urencriterium voldaan als een ondernemer gedurende het kalenderjaar ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen besteed waaruit de ondernemer winst geniet, en (a) de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in dienstbetrekking grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of (b) als de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was. Vaststaat dat de ondernemer in de voorgaande jaren ondernemer was en meer dan 1.225 uur aan zijn onderneming heeft besteed. Men is het er over eens dat in 2019 1.398 uren direct toewijsbaar zijn als aan de onderneming besteedde uren en dat de ondernemer 1.544 uur in dienstbetrekking heeft gewerkt. Op grond van de letter van de wet voldoet de ondernemer volgens de rechtbank niet aan het grotendeelscriterium omdat niet meer uren aan de onderneming zijn besteed dan aan de dienstbetrekking. De inspecteur heeft de zelfstandigenaftrek terecht geweigerd.
De ondernemer voert aan dat de werkzaamheden die hij in dienstbetrekking en de werkzaamheden die hij in zijn onderneming verricht, zodanig verweven zijn dat de uren besteed in dienstbetrekking voor toepassing van het grotendeelscriterium ook moeten worden toegerekend aan de tijd besteed aan de onderneming. De ondernemer heeft aangegeven dat een derde gedeelte van de uren uit dienstbetrekking (circa 514 uur) om die reden moet worden toegerekend aan de aan de onderneming besteedde tijd. Volgens de rechtbank telt in het kader van het grotendeelscriterium echter uitsluitend het daadwerkelijk aantal aan de onderneming besteedde uren mee voor de vraag hoeveel tijd aan de onderneming is besteed. Uit de memorie van toelichting bij dit wetsartikel blijkt dat de zelfstandigenaftrek slechts kan worden toegekend als een ondernemer meer dan de helft van zijn tijd besteed aan de onderneming. De uren die zijn gemaakt in het kader van de dienstbetrekking kunnen daarom niet, ook niet voor een derde gedeelte, (ook) worden meegeteld voor de tijd besteed aan de onderneming met als enige reden dat tussen de werkzaamheden verwevenheid bestaat. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel slagen niet.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 01-03-2024 (gepubl. 13-03-2024).