Voor vanggewassen in het kader van het ecologisch aandachtsgebied geldt vanaf dit jaar een instandhoudingstermijn van acht weken. Wanneer men zich hieraan niet houdt, kan dit leiden tot een korting op de vergroeningsbetaling.
De instandhoudingsperiode vangt aan op de inzaaidatum welke is opgegeven in de Gecombineerde opgave. In de uiterlijk 15 mei in te dienen opgave kon men hiervoor de vermoedelijke inzaaidatum opgeven. Indien de werkelijke inzaaidatum van deze datum afweek, kon men dit uiterlijk op de dag van inzaai van het vanggewas via een wijziging op de Gecombineerde opgave doorgeven aan RVO.nl. Wanneer de werkelijke inzaaidatum niet is doorgegeven moet bij een eerdere inzaai uitgegaan worden van de oorspronkelijk opgegeven (vermoedelijke) inzaaidatum. Het is dan niet mogelijk om met bewijsmiddelen een eerdere inzaaidatum aan te tonen, zoals blijkt uit een recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
In die zaak had de betreffende landbouwer in mei 2016 in de Gecombineerde opgave als vermoedelijke inzaaidatum van het vanggewas 30 september 2016 opgegeven. RVO.nl constateerde bij een controle dat de landbouwer zich niet aan de instandhoudingstermijn had gehouden en paste daarom een korting op de vergroeningsbetaling toe. Met facturen van de loonwerker en foto’s van het opgekomen gewas probeerde de landbouwer te bewijzen dat het vanggewas ruim vijf weken eerder was ingezaaid en hij zich wel had gehouden aan de instandhoudingstermijn. Het College legde dit bewijs echter terzijde. RVO.nl was gehouden uit te gaan van de opgegeven inzaaidatum van 30 september 2016. De landbouwer had niet doorgegeven dat de werkelijke inzaaidatum op een eerder moment lag.