Het kabinet wil met een minimumtarief van € 16 per uur voor zzp’ers tegengaan dat mensen werken voor een bedrag waar ze niet van kunnen rondkomen. De uitwerking van de maatregel voor de onderkant van de zzp-markt is anders dan in het regeerakkoord was afgesproken: iedereen met een laag tarief zou een dienstverband krijgen. Dit past echter niet binnen de Europese wetgeving.
Een deel van de zzp-huishoudens (8,6%) had in 2017 een inkomen onder het bestaansminimum. Het kabinet wil voorkomen dat een groep werkende armen ontstaat. Door de lage tarieven is het voor zzp’ers onmogelijk om te sparen voor werkloosheid en om zich te verzekeren voor ziekte en arbeidsongeschiktheid. Er komt daarom een minimumtarief van € 16 per uur. Dit tarief gaat voor alle zzp’ers gelden, zowel voor de mensen met zakelijke als particuliere klanten. Er komen geen andere criteria zoals de duur van een opdracht. Het minimumtarief gaat gelden voor alle uren die een zzp’er aan een opdracht besteedt. Er is rekening mee gehouden dat zzp’ers gemiddeld een derde van hun tijd moeten besteden aan overige werkzaamheden, zoals administratie. Het tarief is exclusief directe kosten die een zzp’er voor een klus maakt. Kosten voor materiaal komen dan ook bovenop de € 16.De uitwerking van de maatregel voor de onderkant van de zzp-markt is anders dan in het regeerakkoord was afgesproken. Iedereen met een laag tarief zou een dienstverband krijgen. Maar deze afspraak blijkt niet goed te passen in de Europese wetgeving. Met een minimumtarief verwachten minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staatssecretaris Snel van Financiën en staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat voldoende bescherming te bereiken voor de zzp’ers met een zwakke positie op de arbeidsmarkt.
Volgens het kabinet kunnen zzp’ers met een tarief boven de € 75 sparen voor werkloosheid en pensioen en kunnen ze zich verzekeren. Om deze zzp’ers meer ruimte te geven om te ondernemen, kunnen zij straks kiezen voor een zelfstandigenverklaring. Hiermee kunnen deze zzp’ers vooraf met hun opdrachtgever afspreken dat ze als ondernemer zelfstandige werken. Om de zelfstandigenverklaring te kunnen gebruiken, mag een opdracht niet langer dan een jaar duren. Ook is een inschrijving in de Kamer van Koophandel nodig. Als zzp’ers aan deze voorwaarden voldoen, lopen ze geen risico op naheffingen zoals de loonheffing. Ook krijgen ze zoveel mogelijk zekerheid over arbeidsrechtelijke gevolgen, pensioen en cao-bepalingen.Bovenstaande maatregelen zijn beide onderdeel van de nieuwe wet- en regelgeving die zzp’ers meer duidelijkheid moet geven. Het kabinet wil echte ondernemers meer ruimte geven en tegelijkertijd schijnzelfstandigheid tegengaan. Deze wetgeving is complex, maar vordert gestaag. Het streven is de wetgeving per 2021 in werking te laten treden. Om alle zzp’ers en hun opdrachtgevers meer duidelijkheid te geven over de vraag of een opdracht als zzp’er uitgevoerd mag worden, onderzoekt het kabinet in hoeverre een webmodule die zekerheid kan geven. Momenteel wordt deze webmodule getest met behulp van toekomstige gebruikers, na de zomer zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over de resultaten.In afwachting van de nieuwe wetgeving is een handhavingsmoratorium ingesteld voor het inhuren van zelfstandigen, dat geldt tot 1 januari 2021. De mogelijkheden tot handhaven worden aangescherpt: vanaf 1 januari 2020 kan de Belastingdienst ook handhaven wanneer opdrachtgevers hun werkwijze binnen een redelijke termijn niet aanpassen na aanwijzingen van de Belastingdienst. Ook komen er extra mensen beschikbaar om meer toezicht te houden. Ook de Inspectie SZW heeft meer capaciteit gekregen om toezicht te houden op de arbeidswetgeving, via verschillende programma’s. Daarnaast werken de Belastingdienst en Inspectie SZW intensiever samen zodat signalen van schijnzelfstandigheid sneller worden opgepakt.
Bron: Min. SZW, 24-6-2019