Jonge landbouwers (in een samenwerkingsverband) kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een extra hectarebetaling en/of betalingsrechten uit de Nationale Reserve. Eén van de voorwaarden is dat de jonge landbouwer niet eerder een landbouwbedrijf heeft opgericht of daarin zeggenschap heeft gehad. In de praktijk gebeurt het regelmatig dat schoolverlaters beginnen met ZZP-activiteiten bij andere landbouwers, alvorens zij toetreden tot het landbouwbedrijf van de ouders. Deze jonge ondernemers verrichten uiteenlopende ondersteunende diensten voor de landbouw, maar oefenen geen landbouwactiviteit uit, zoals omschreven in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1307/2013. Als ZZP-onderneming, bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met SBI-code 016 (Dienstverlening voor de landbouw), hebben zij geen grond of dieren gehad, en ook geen relatienummer bij RVO. Wanneer zij in het bedrijf met de ouders wel voor het eerst landbouwactiviteiten uitoefenen en een aanvraag doen voor de extra betaling voor jonge landbouwers, wordt deze betaling nog wel eens afgewezen door RVO omdat de jonge landbouwer eerder zeggenschap heeft gehad over een landbouwbedrijf. Bedrijven ingeschreven met als hoofdactiviteit SBI-code 016 kunnen namelijk ook gezien worden als ‘actieve landbouwer’. De RVO heeft hierover aangegeven dat zij een aanvraag voor de extra betaling niet direct afwijst bij een eerder gestart bedrijf met alleen SBI-code 016 (geen andere landbouw SBI). Er wordt dan volgens haar altijd verder gekeken, bijvoorbeeld of er ook een Gecombineerde opgave is ingediend voor dat bedrijf. In ’t geval dat de aanvrager aan alle voorwaarden voldoet, maar de aanvraag toch wordt afgewezen, kan bezwaar aangetekend worden.