De inspecteur onderbouwt niet dat de CV economisch is verbonden met de twee andere vennootschappen. Tussen deze andere vennootschappen is echter wel sprake van financiële, organisatorische en economische verwevenheid.
Een man is middellijk aandeelhouder en bestuurder van een holding en een bv. Hij is tevens via een stichting vennoot van CV 2. De bv huurt een pand inclusief inventaris van de holding. Volgens de inspecteur vormt de holding vanaf 1 december 2020 samen met de bv, CV 2 en een andere CV (CV 1) een fiscale eenheid voor de btw. De holding tekent tegen deze beschikking op 4 december 2020 bezwaar aan. CV 2 is op 20 augustus 2021 failliet verklaard en wordt vanaf 21 augustus 2021 niet meer tot de fiscale eenheid gerekend. De inspecteur wijst op 25 juli 2022 het bezwaar gedeeltelijk toe. Hij verwijdert CV 1 met terugwerkende kracht tot 1 december 2020 uit de fiscale eenheid.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de holding vanaf 1 december 2020 wel een fiscale eenheid voor de btw vormt met de bv, maar niet met CV 2. Voor de aanwezigheid van een fiscale eenheid moet er sprake zijn van financiële, organisatorische en economische verwevenheid. De inspecteur stelt dat CV 2 in economisch opzicht is verweven met de holding en de bv, maar onderbouwt dit niet. Er is gezien verklaringen van de holding hoogstens sprake van verwaarloosbare economische verbondenheid, waardoor CV 2 dus ten onrechte tot de fiscale eenheid is gerekend. Vaststaat dat de holding financieel is verweven met de bv. Er is ook sprake van organisatorische verbondenheid omdat beide vennootschappen dezelfde (indirect) bestuurder hebben. Het maakt niet uit dat zijn bestuursfuncties per vennootschap totaal verschillen. De bv is door het pand met inventaris dat zij huurt ook in economisch opzicht verweven met de holding. Ongeveer 40% van de omzet van de holding over 2020 is afkomstig van deze verhuur. De holding heeft onvoldoende onderbouwd dat niet alle facturen zijn betaald.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 23-01-2024 (gepubl. 29-01-2024).